Over mentale gezondheid

Op 10 oktober is het World Mental Health Day. Probeer dat maar eens 4 keer na elkaar te zeggen. Een hele mond vol voor iets wat broodnodig is, maar waar veel te weinig aandacht aan besteed wordt.

Ook voor mij is mentale gezondheid een belangrijk thema. Het ging lange tijd niet goed met mij. Depressie, zoals dat dan heet. Het woord roept nog steeds verzet bij me op. Ik? Depressief? Nee toch? Oké, ik was ongelukkig, ik wist soms niet meer hoe door de dag te komen en ik had liever elke andere dag in mijn bed blijven liggen. Maar depressief? How maar. Dat is toch zoiets waarbij je totaal niets meer kan? Zoiets waarbij je niet meer wil leven? Zoiets wat veel en veel erger was dan wat ik voelde? Toch? U raadt het al. Niet dus. Want depressie, en bij uitbreiding alle problemen die "in't koppeke" zitten, is zoveel meer dan dat wat het cliché ervan maakt. Dus had ik ermee om te gaan. Zoals veel zaken in mijn leven heb ik het nooit onder veel stoelen of banken gestoken. Ik ben nu eenmaal een open boek. Ik voel echter wel dat dit voor veel mensen ongemakkelijk is. Mentale gezondheid zit nog in de taboesfeer. Zelfs in mijn eigen dichte omgeving zijn er mensen die toch met een opgetrokken wenkbrauw ernaar kijken. "Misschien beeld je je het in?", "Het is allemaal zo erg ook niet", "Och dat gaat wel over". Het zijn dingen die men mij gezegd heeft. Ik kan u zeggen: het gaat niet zomaar over en (en hier heb ik lang over gedaan om dit te durven zeggen) ik beeldde me helemaal niets in. Ik voel nog steeds wat angst om dat hier zo luidop te zeggen. Ik beeldde me niets in, ik koos er niet voor, ik stelde me niet aan en het ging niet zomaar over. Er was heel veel moed en strijd nodig om die depressie de baas te worden. De baas te blijven, want elke dag, voor altijd, blijft dit mijn zwak punt. Dat klinkt veel erger dan het is, want nu, na 3 jaar, durf ik geloven in een toekomst zonder zwart beest in mijn hoofd. Ik ben vreselijk trots op mezelf, want boy oh boy wat was het zwaar. Wat was het bij momenten zelfs bijna ondraagbaar voor mijn tengere schouders. Maar boy oh boy, wat ben ik gegroeid. Gegroeid als mens, met al mijn gebreken en talenten. Ik ben verdomd trots, want een groot deel van mijn strijd voerde ik alleen. Zoals velen in mijn schoenen. Met aan mijn zijde een handjevol mensen die mij graag zien, een dijk van een huisarts en een psycholoog uit de duizend, maar elke dag en (vooral) avond ook alleen. Met vlak bij mij ook mijn alles en de reden waarom ik bleef vechten uiteraard. Zonder Pepijn had mijn weg er helemaal anders uit gezien. Hij is mijn zegen geweest. Voor hem, wist ik, zou ik de strijd voeren. Zou ik alles doen om beter te worden. Tegelijk dat gevecht aangaan én een kind onder de 3 alleen opvoeden, ik raad het niet echt aan. Maar je staat ervoor en je kan er niet over of onder. Je moet er gewoon dwars doorheen. (Ik steel deze woorden uit een prachtig kinderboek "Wij gaan op berenjacht".)



Ik deel dit niet om applaus te krijgen. Ik deel dit omdat het belangrijk is. Voor mij en voor mensen die de moed nog niet vonden om tegen het taboe in te gaan en voor zichzelf te zorgen.
Als mensen dagelijks een pilletje voor hun bloeddruk nemen, vinden we dat de normaalste zaak in de wereld. Niemand kijkt daar vreemd van op. Wanneer dat pilletje eentje is om de stemmingswisselingen tegen te gaan, worden plots vele monden stil.
Iemand die op regelmatige basis naar de specialist moet om zijn longen te laten nakijken, daar vraagt niemand aan of dat nu wel nodig is, toch? Nochtans wordt die vraag wel gesteld aan mensen die al langer naar een psycholoog gaan. Is dat nu wel nodig? Het is toch al wel beter?

Dat taboe, daar moeten we vanaf.

Reacties